Beroepsinfectieziekte Herpes simplexvirus

 

Organisme:

Herpessimplexvirussen (HSV) type 1 en 2 zijn dubbelstrengs DNA-virussen behorend tot de familie van de herpesvirussen. HSV type 1 (HSV-1) veroorzaakt herpes labialis (koortslip) en in toenemende mate herpes genitalis. HSV-2 is de belangrijkste verwekker van herpes genitalis maar kan ook in het gelaat herpes veroorzaken.

Voor meer achtergrondinformatie, zie: LCI, WHO en CDC.

Transmissie:

Direct mens-op-mens (slijmvlies)contact. Het HSV dringt slijmvlies binnen van mond-keelholte (zoenen/delen bestek/kopjes), conjunctiva (handen) of genitaliën/anogenitale gebied (via handen/seksueel contact). Ook is besmetting via de huid (via microlaesies) mogelijk.

Besmettingskans treedt op tijdens symptomatische fase, echter de meeste infecties worden veroorzaakt door asymptomatische dragers. Aerogene/indirecte transmissie is niet gebruikelijk.

Incubatietijd:

De incubatieperiode is 2 tot 12 dagen (meestal 4 dagen).

Medisch beeld:

Het HSV geeft kleine, besmettelijke blaasjes op de lip. Bij genitale herpes zitten de blaasjes op de geslachtsdelen. De blaasjes gaan vanzelf weer weg maar het virus blijft latent aanwezig en kan vooral lokaal frequent recidieven veroorzaken.

Genitale herpes is de meest voorkomende ulceratieve soa in de westerse wereld.

HSV-infecties kunnen worden onderverdeeld in:

  1. eerste-episode-infecties; 
  2. recidieven (reactivaties). 

1) Eerste episode infecties (primair en niet-primair)

Men spreekt van een primaire of primo-infectie wanneer er sprake is van een HSV-1 of -2-infectie bij een HSV (zowel -1 als -2)-seronegatieve patiënt. Daarbij wordt de herpes labialis (koortslip) veroorzaakt door het HSV-1 virus en de herpes genitalis door het HSV-2 virus. Als er voor de eerste keer sprake is van een infectie met een specifiek HSV-type spreekt men over een eerste-episode-HSV-1 of HSV-2-infectie. Een eerste HSV-2-infectie bij een patiënt met reeds aanwezige HSV-1- specifieke antistoffen wordt dus een niet-primaire HSV, eerste HSV-2-episode genoemd.

Het lichaam zal als reactie hierop antistoffen aanmaken, waardoor het virus zich terugtrekt in de zenuwen en daar latent aanwezig blijft. Primaire infecties verlopen in ongeveer de helft van de gevallen symptoomloos.

2) reactivatie

Als het latent aanwezige HSV weer actief wordt door een (lokale/tijdelijke) daling van de cellulaire immuniteit (of bijvoorbeeld ook door koorts, menstruatie, veel zonlicht), dan spreekt men van reactivatie. Tijdens een reactivatie vindt er weer virusuitscheiding plaats, zonder dat er altijd sprake is van symptomen.

Een HSV-infectie kan zich op verschillende manieren uiten, namelijk als

  1. herpes labialis (koortslip). Komt vooral bij kinderen, adolescenten en jongvolwassenen voor;
  2. herpes genitalis (seksueel overdraagbare aandoening);
  3. neonatale herpes

Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar de LCI richtlijn.

Diagnostiek:

De diagnose wordt voornamelijk klinisch gesteld, waarnaast het virus middels een PCR/serologie kan worden aangetoond, Voor meer informatie zie de LCI richtlijn.

Werkgerelateerde diagnostiek

Indien er sprak is van klinische infectie bij een werknemer, enkele dagen nadat er sprake is geweest van een onbeschermde werkgerelateerde blootstelling aan een bekende HSV-geïnfecteerde patiënt. Hierbij kan er worden gedacht aan de kinderopvang, maar ook aan medische instellingen waarbij er wordt gewerkt met ernstig immuungecompromitteerde patiënten (HSV-reactivaties).

Melden beroepsziekten

Er is sprake van een beroepsziekte als een medewerker besmet wordt tijdens de werkzaamheden. Melden bij www.beroepsziekten.nl

Preventie

  • Organisatorische & technische maatregelen
  • Voorlichting over mogelijke transmissie en het belang van hygiënische procedures voor medewerkers die met patiënten werken (WIP);

  • Goede handhygiëne, zie de vijf momenten voor handhygiëne.
  • Bestrijding bij de bron

Contact met laesies/geïnfecteerd materiaal vermijden

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Indien er gewerkt wordt met een bekende HSV-geïnfecteerde bron: vermijden van direct contact met (het vocht uit) de blaasjes: handschoenen en barrièreschorten en maskers/brillen bij kans op spatten.

  • Therapie & vaccinatie

HSV infecties worden behandeld met antivirale middelenEr is geen vaccin beschikbaar.

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)

Zwangeren

Bij de zwangere vrouw zelf verloopt een HSV-infectie zelden ernstiger dan bij niet-zwangere vrouwen.

Neonaten

Neonatale herpes omvat prenataal, durante partu en postnataal verworven HSV-infecties (meestal durante partu). Zie LCI-richtlijn

Immuungecompromitteerden 

Personen met een gestoorde cellulaire immuniteit hebben vaker HSV-reactivaties en een hoger risico op een ernstiger beloop. Hierbij kan er gedacht worden aan hiv-positieve personen met < 200 CD4 cellen/ul, patiënten met maligniteiten of (hematopoëtische stamcel) transplantatiepatiënten.

Patiënten met constitutioneel eczeem

Bij patiënten met constitutioneel eczeem kan een infectie met HSV leiden tot het ontstaan van eczema herpeticum. Het betreft een zeldzame complicatie van een primaire of secundaire HSV-infectie. Snelle behandeling met antivirale middelen is noodzakelijk om complicaties zoals meningitis te voorkomen.

  • Arbobeleid

Zie organisatorische en technische maatregelen.

Indien er gericht met het HSV wordt gewerkt, bijvoorbeeld in een laboratoriumsituatie, zie de Safety Data Sheets.

  • Risico voor derden

Mens-op-mens besmetting vindt voornamelijk plaats via direct slijmvlies contact. In algemene zin, zijn er geen aanwijzingen dat personeelsleden met een herpes labialis een besmettingsrisico vormen voor de patiënt bij handhaving van normale hygiëne.

Wel wordt aangeraden extra hygiënemaatregelen te treffen bij/door verzorgend personeel met actieve herpes labialis en werkzaam met neonaten (tot de leeftijd van 1 maand) of immuno-incompetenten. Maatregelen betreffen het dragen van een mondkapje bij verzorgende werkzaamheden en het in acht nemen van goede handhygiëne. Voor een evidence-based uitwerking zie bijlage I LCI-richtlijn.

De Nederlandse Werkgroep Infectie Preventie (WIP) raadt aan personeel werkzaam in de directe patiëntenzorg met een (zeldzame) actieve herpetische laesie aan de vinger (fijt, ‘herpetic whitlow’) een werkverbod op te leggen. Zie de WIP richtlijn. Een fijt kan ook ontstaan wanneer een medewerker wordt blootgesteld aan besmet patiëntmateriaal, bijvoorbeeld een tandarts wiens hand wordt blootgesteld aan infectieus sputum. In dat geval is er sprake van een beroepsziekte.