Beroepsinfectieziekte Kinkhoest

Organisme:

Bordetella pertussis is een aërobe, gramnegatieve bacterie die diverse toxines produceert. Ook Bordetella parapertussis, nauw verwant aan B. pertussis kan een kinkhoestachtig ziektebeeld veroorzaken.

Kinkhoest is een besmettelijke ziekte en komt wereldwijd voor. Kinkhoest is vooral gevaarlijk voor baby’s die niet of onvolledig zijn ingeënt. Bij volwassenen verloopt kinkhoest minder ernstig en staat hoesten op de voorgrond.
Naar schatting van de WHO zijn er jaarlijks 45 miljoen ziektegevallen en 400.000 sterfgevallen door kinkhoest. Sinds 1996 is het aantal gevallen van kinkhoest in Nederland toegenomen. Jaarlijks worden er nu 4000 tot 8000 gevallen van kinkhoest gemeld. In 250 tot 500 gevallen is ziekenhuisopname noodzakelijk.
Vaccinatie tegen kinkhoest wordt aan alle kinderen in Nederland aangeboden in het Rijksvaccinatieprogramma. Sterfte ten gevolge van kinkhoest komt weinig voor (in de orde van één geval per jaar) en treedt met name op bij ongevaccineerde zuigelingen. Zie de LCI-richtlijn, WHO, CDC en ECDC.

Transmissie:

Transmissie vindt plaats door het aanhoesten van druppeltjes vanuit de keelholte van de patiënt. Besmettelijkheid is het grootst in het begin van het catarrale stadium, voordat de typische hoestbuien beginnen en duurt tot 4 weken nadat deze hoestbuien begonnen zijn.

Incubatietijd:

Incubatietijd: 7-10 dagen, nooit langer dan 21 dagen.

Medisch beeld:

Kinkhoest is een acute besmettelijke ziekte van de tractus respiratorius. Zij wordt veroorzaakt door de bacterie Bordetella pertussis en minder frequent door Bordetella parapertussis. Het langdurige hoesten wordt veroorzaakt door toxines, de hoestbuien kunnen 3-4 maanden aanhouden (‘100-dagen hoest’). Sterfte ten gevolge van kinkhoest komt weinig voor en dan voornamelijk bij kinderen jonger dan een half jaar; zuigelingen worden niet of nauwelijks beschermd door maternale antistoffen.
Vaccinatie biedt wel bescherming tegen de ziekte. Die bescherming neemt echter in de loop der tijd af. Kinkhoest bij gevaccineerde personen verloopt in het algemeen licht.
Kinkhoest begint met een catarraal stadium: een gewone (neus)verkoudheid en algeheel malaisegevoel. Vooral ‘s nachts is er een harde droge prikkelhoest. Later treedt deze hoest ook overdag op. Na 1-2 weken gaat het catarrale stadium over in een paroxysmaal stadium: verscheidene expiratoire hoeststoten, die elkaar snel opvolgen, waarna een lange piepende inhalatie volgt. De patiënt kan 5 tot 15 hoeststoten hebben voordat hij ademhaalt en dit kan wel vijftig keer per etmaal optreden. Het hoesten gaat gepaard met het opgeven van helder, taai sputum. Soms braakt de patiënt. Dit paroxysmale stadium kan ruim 2 weken duren. In het derde stadium, het reconvalescentie stadium gaan de typische hoeststoten over in een losse hoest die nog enkele weken duurt.
De meest voorkomende complicatie is een pneumonie
Het doormaken van kinkhoest geeft geen levenslange immuniteit. 4 tot 20 jaar na doorgemaakte kinkhoestinfectie neemt de immuniteit af.
Ook vaccinatie beschermt niet levenslang maar circa 4 tot 12 jaar.

Diagnostiek:

Kweek, PCR of serologie.

Werkgerelateerde diagnostiek

Deze is afhankelijk van de setting, specifieke branche en de mate van contact en type patiënten/cliënten. Hiervoor wordt verwezen naar de: LCI-richtlijn, WIP richtlijnen en instellingskwaliteitshandboeken en protocollen.

Melden beroepsziekten

Indien een medewerker bewezen kinkhoest oploopt na blootstelling aan een bekende bron (index) is er sprake van een beroepsziekte en kan deze gemeld worden op de website van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.

Preventie  
  • Bestrijding bij de bron

Niet mogelijk. Bij blootstelling aan een symptomatische kinkhoestpatiënt binnen het gezin raakt 90% van de onbeschermde contacten geïnfecteerd. Vooral in landen met een hoge vaccinatiegraad spelen adolescenten en volwassenen (bij wie de bescherming is afgenomen) een steeds belangrijkere rol in de transmissie van kinkhoest.

  • Organisatorische & technische maatregelen

Goede voorlichting werkgevers en werknemers over met name het besmettingsrisico voor kwetsbaren in de omgeving (m.n. zuigelingen en kinderen met ernstig hart- of longlijden). Contact van nog ongevaccineerde zuigelingen met hoestende en niezende personen dient men te vermijden; strikte hand- hoest- en nieshygiëne is van belang.  Branches waar dit speelt zijn:

  • Gezondheidszorg, vooral verloskunde- en kinderafdelingen (neonatologie, hart-longziekten);
  • Kinderdagverblijven;
  • Consultatiebureaus;
  • Kraamafdelingen en kraamzorg;
  • Denk bij instellingen ook aan medewerkers schoonmaak, voeding en aan stagiaires/studenten
  •  
  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Indien er sprake is van nauw contact/gerichte blootstelling: adembescherming (minimaal FFP2), handschoenen en barrièreschorten.

  • Therapie & vaccinatie

Vaccinatie: er zijn zowel cellulaire als acellulaire vaccins beschikbaar. Vaccinatie is onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma. De effectiviteit van een vaccinatie is gemiddeld tien jaar.
PEP: bij volwassenen verloopt een infectie vaak mild, aspecifiek en self-limiting. Behandeling is veelal niet nodig. Soms echter kan er in het kader van post-expositie (na onbeschermde blootstelling of in geval van een uitbraak) worden behandeld. In dat geval bestaat de preventieve behandeling uit azitromycine: volwassenen: 500 mg 1 dd; gedurende 3 dagen.
Bij zwangerschap: erytromycine 500 mg 4 dd; gedurende 7 dagen.
Zie verder voor ‘maatregelen naar aanleiding van een geval’ de LCI richtlijn

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)

Niet of gedeeltelijk gevaccineerde zuigelingen jonger dan een jaar en kinderen met ernstig hart-/longlijden.
Zwangere werknemers in het laatste trimester vormen een risicogroep vanwege het risico op overdracht naar de pasgeborene

  • Arbobeleid

Vaccinatie: In beroepen en functies waar er met (gedeeltelijke) gevaccineerde zuigelingen en kinderen/medisch kwetsbare kinderen wordt gewerkt, kan vanuit de preventieve gedachte 5 jaarlijkse (re)vaccinatie voor werknemers worden overwogen om beroepsmatige overdracht te voorkomen. Het is aan de werkgever hierover beleid op te stellen, dit kan worden opgenomen in het infectiepreventiebeleid van de instelling
Werings-Verzuimbeleid: In beroepen en functies waar er met (gedeeltelijke) gevaccineerde zuigelingen en kinderen/kinderen met ernstig hart- of longlijden wordt gewerkt kan er een apart verzuimprotocol worden gemaakt waarbij werknemers met klachten van een loopneus, milde koorts en hoesten (begin vooral ‘s-nachts) geweerd worden van de werkvloer. Bijvoorbeeld in afwachting van nadere laboratorium diagnostiek (een klinische diagnose is niet betrouwbaar). Indien hieruit blijkt dat er sprake is van pertussis kan de werknemer gericht antibiotisch behandeld worden
Inperken van de besmetting: In geval van een bewezen pertussis kan overwogen worden de naaste collega’s en cliënten profylactisch te behandelen met antibiotica. In geval van een uitbraak bij een instelling dient overleg gevoerd te worden met GGD en/of arts microbioloog. Voor meer achtergrondinformatie, zie de : LCI-richtlijn, WIP richtlijnen.

  • Risico voor derden

Kinkhoest is zeer besmettelijk van mens-op-mens.