Beroepsinfectieziekte Respiratoir Syncytieel Virus (RSV)
Organisme: |
Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is in 1956 geïsoleerd bij chimpansees en werd aanvankelijk 'chimpansee coryza agent' (CCA) genoemd. RSV behoort tot de familie van de Paramyxoviridae (subfamilie Pneumovirinae, genus Pneumovirus), is nauw verwant aan het humane metapneumovirus (HMPV) en verwant aan de (para)influenzavirussen en het morbillivirus (mazelen). Zie voor meer achtergrondinformatie de LCI, Mayo-clinics en CDC |
Transmissie: |
Het virus wordt overgebracht vanuit de neus/keel van geïnfecteerde personen, via druppels die vrijkomen door hoesten, niezen en praten. Direct contact met druppels op kleding of oppervlakken/speelgoed is de voornaamste besmettingsroute, maar besmetting via de lucht is ook beschreven. Porte d’entree zijn de neus of het oog, in mindere mate ook de mond. Het virus is zeer gemakkelijk overdraagbaar en verspreidt zich snel, vooral in een besloten gemeenschap (kinderdagverblijf, verpleeg- of verzorgingshuis). |
Incubatietijd: |
De incubatieperiode bedraagt 2 tot 8 dagen (meestal 5 dagen). |
Medisch beeld: |
RSV-infecties zijn luchtweginfecties, komen met name seizoensgebonden voor (november t/m maart) en vormen de belangrijkste oorzaak van luchtweginfecties bij jonge kinderen. De meeste kinderen raken gedurende het eerste levensjaar geïnfecteerd en dan kan, met name bij een eerste infectie, de ziekte ernstig verlopen. Er komen gedurende het leven veelvuldig herinfecties voor die meestal een mild beloop hebben. RSV wordt toenemend erkend als een belangrijke ziekteverwekker van (ernstige) luchtweginfecties bij ouderen en bij volwassenen met onderliggend lijden. Op volwassen leeftijd blijven de symptomen vaak beperkt tot een bovenste luchtweginfectie of is er sprake van een asymptomatisch beloop. Bij ouderen en bij volwassenen met een onderliggende hart- of longaandoening kan RSV een influenza-achtig ziektebeeld veroorzaken en neemt de kans op het ontwikkelen van een pneumonie weer toe. |
Diagnostiek: |
PCR, kweken en serologie. |
Werkgerelateerde diagnostiek |
Het virus is zeer gemakkelijk overdraagbaar en verspreidt zich snel, vooral in een besloten gemeenschap. Nadere diagnostiek kan dan ook zijn aangewezen bij een clustering van longklachten. |
Melden beroepsziekten |
Indien er in het kader van een uitbraak ook werknemers besmet worden, dient dit gemeld te worden als beroepsziekte. |
Preventie |
|
|
Veelal niet mogelijk. |
|
Een goed schoonmaak- en desinfectieregime, goede voorlichting (niet met de handen aan gezicht zitten en een goede hand- hoest- nieshygiëne) en toezicht op het consequent toepassen van de hygiënemaatregelen. |
|
Omdat er vaak sprake is van een onduidelijk medisch beeld en er al besmetting naar anderen mogelijk is voordat ziekteverschijnselen optreden, ligt de nadruk op protocollair hygiënisch werken en het gebruik van handschoenen wanneer de infectie vermoed wordt. Indien er sprake is van een patiënt met een bekende RSV-virus infectie kan er gebruik worden gemaakt van adembescherming (type FFP1 of FFP2). |
|
Bij volwassenen verloopt de infectie meestal zonder klachten en vaak is er geen specifieke behandeling nodig. Er is nog geen vaccin beschikbaar |
|
Een verhoogde kans op ernstig beloop is onder meer afhankelijk van leeftijd. Alle kinderen jonger dan 2 jaar (en met name kinderen jonger dan 6 maanden) hebben een grotere kans op een ernstig verlopende RSV-infectie. Daarnaast spelen prematuriteit, seizoen van geboorte en onderliggende medische aandoeningen een rol bij een verhoogde kans op ernstig beloop:
|
|
Doorgaans zal een werknemer met een RSV-infectie niet tot nauwelijks beperkt worden in zijn functioneren. Werkers in de gezondheidszorg, kinderopvang en jeugdzorg lopen een grotere kans beroepsmatig te worden blootgesteld. |
|
Het RSV is besmettelijk voor derden. In geval van een uitbraak vormen werknemers met symptomen die wijzen op een (her)infectie een potentieel besmettingsrisico voor risicogroepen. |